Blog 20 Kerst(mis)

De wereld staat in brand en ik kan er niet naar kijken. Ik mijd het journaal, ik kijk nauwelijks nog tv. Waarom is er zoveel haat? Zo weinig medemenselijkheid. Er is zoveel ellende. Ik kan er met mijn hoofd niet bij. We helpen het klimaat naar de klote, populisme viert hoogtij. We sluiten mensen buiten, we geven haat door van generatie op generatie en dus woeden er onbegrijpelijke oorlogen. 

En waar gaat het uiteindelijk om? Geld. Macht. Onschuldige kinderen zijn de dupe. Kinderen die de toekomst zouden moeten hebben. Het maakt me intens verdrietig. Ik sluit mijn ogen en hoop stilletjes dat het voorbij gaat. Ik probeer met man en macht mijn eigen vuurtje brandend te houden. Ik krijg het koud. Rillingen lopen over mijn rug. Nog maar een houtblok erop en blijven blazen. Maar het vlammetje wakkert maar niet aan en dooft heel langzaam. Ik moet en zal vuur maken en die openhaard laten branden en ietwat geïrriteerd ga ik steeds harder blazen. Waar rook is, is vuur, zeggen ze. Ik heb echter niet door hoe snel de rook de kamer in trekt en voor ik het weet, is de kleine ruimte van mijn tijdelijke, kinderloze rustoord, gehuld in een dichte mist. Ik ren naar de deur, zet hem wijd open, maar het is al te laat en het alarm gaat af. Een oorverdovend geloei tettert door de kamer. 

Ik kan wel janken. Gelukkig is de rook om mijn hoofd al snel verdwenen en stopt het geloei vanzelf, maar ik besluit de openhaard vanavond maar even te laten voor wat het is. Dan maar geen vuur. 

Ik nestel mezelf met dikke sokken en een wollen vest op de bank. Ik steek (ter compensatie) wat kaarsen aan en staar voor me uit. Ik red me. Ik ben oké. Ik kan dit. Ik zit met mijn bord op schoot en schiet in de lach als ik hardop in mezelf praat en zeg: ‘Lief Krijn (keurslager in Noordwijk) dat je weer voor me hebt gekookt. Het smaakt heerlijk!’ 

Ik schreef ooit voor mijn afstudeervoorstelling een monoloog over een gescheiden vrouw die bang is voor alleen zijn. Die vrouw werd gek van de stilte in huis en van het tikken van de klok. Om die stilte te doorbreken zag ze zichzelf genoodzaakt in zichzelf te gaan praten. 

‘Oh mijn god, ik had een vooruitziende blik. Ik ben die vrouw geworden. Het enige verschil is dat hier in dit huis de klok stilstaat. De tijd staat stil.’ Ik praat in mezelf. Niet eens in mezelf, ik praat hardop. Hoe treurig is dat?  Dat was overigens ook het thema van afgelopen weekend. Mensen die (ongewenst) hardop in zichzelf praten.

Zaterdag liep ik (ongewenst) kinderloos (want dat je je relatie beëindigd betekent nou eenmaal ook dat je je kinderen zo nu en dan moet missen) door het bos. Het was koud, grijs en guur. Ik wandelde samen met mijn liefste vriendin en er kwam een opa op ons af met drie jongetjes in zijn kielzog. Ik moest direct aan mijn drie mooie meisjes denken. De jongetjes waren druk, waarop hij zei: ‘Jongens even dimmen. Daar komen twee dames aan die eindelijk even weg zijn zonder kinderen, die eindelijk even rust hebben.’ Hij kon me niet harder treffen. Het raakte mij. Het raakte ons. Hij had geen idee. Een olifant in een porseleinkast. Met een grote slurf, haalde hij (onbedoeld) uit. 

Een dag later, liep ik, wederom in mijn eentje door het bos. Dit keer met een strakblauwe lucht als prachtig decor en de warmte van de zon op mijn toet. Little blue van Jacob Collier in de oortjes. Ik was alleen. Ik beklom de heuvel bij Dijk en Burgh in het Leeuwenhorstbos en voelde me sterk. Ik genoot van het prachtige uitzicht toen ik een kinderstem de heuvel op hoorde komen. Ik besloot de afdaling in te zetten en zag een vader met zijn dochter mijn kant oplopen, ze kletsten wat. Daarachter een moeder, met op haar borst, in een draagdoek een kleintje. Ik zag ineens mezelf weer lopen, jaren terug. Met Juultje in de draagdoek en Sofia Klaartje als peutertje aan de hand van haar vader. ‘Het Libelle gezin.’  Het perfecte plaatje, ogenschijnlijk geen vuiltje aan de lucht. Ik droomde heel even weg, maar net toen ik haar groette zei ze: ‘Oh ben je alleen aan het wandelen? Dat kan natuurlijk ook. Wat een goed idee en wat heerlijk voor je!’ Niet kwaad bedoelt natuurlijk, maar ze moest eens weten!  Ik snap haar wens wel hoor. Zo’n draagdoek ziet er schattig uit, maar drukt na een tijdje op je schouders en nek, maar je moet mijn schouderpartij eens voelen, over mijn nek nog maar niet te spreken. 

Kerst(mis) komt eraan. Ik vier het met mijn drie grootste liefdes om me heen. Maar er gaan vaak donkere dagen vooraf en er zijn een hoop mensen die wel een lichtpuntje, of een bundeltje hoop kunnen gebruiken, waaronder ik zelf. Gelukkig bestaan ze nog. Mensen die alles lichter maken. Die een kaarsje voor je branden. Die hout voor je sprokkelen voor in de openhaard. Die hun deur wagenwijd openzetten en tijd voor je maken. Die klaar staan, met thee, of wijn en hapjes. Die troost bieden. En luisteren. Die met je lachen, dansen en zingen. Lieve mensen die bereid zijn te helpen. Je de hand te reiken, als je het even niet meer ziet. Die helpen het vuurtje aan te wakkeren. Die je even helpen ontsnappen aan de realiteit. Die het gemis, de pijn en het verdriet even wegnemen. Die de tijd stillen.

Die mensen zijn goud waard en koester ik met heel mijn ❤️ 

Geef licht…

Fijne feestdagen allemaal!

‘Er moeten mensen zijn die zonnen aansteken voordat de wereld verregent

Mensen die zomervliegers oplaten als ‘t ijzig wintert

Die confetti strooien tussen de sneeuwvlokken 

Die mensen moeten er zijn…’ 

 -Toon Hermans- 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *