Ik denk dat ik al zong voordat ik kon praten. Als peuter verzon ik eigen teksten en melodietjes voor feesten en partijen. Maar ook voor serieuzere aangelegenheden draaide ik mijn kleine armpje niet om. Toen ome Bert (onze overbuurman) op een dag overleed, verzon ik een passend lied, wat ik dan luidkeels ten gehore bracht. Iets in de trend van: ‘Ome Bert is dood, dat is heel erg jammer voor ome Bert!’ Als kleuter zong ik de sterren van de hemel (althans dat vond ik zelf) als hoofdengel in het kerstspel. Zingen was als ademen. ‘Dank u voor deze nieuwe morgen, dank u voor deze nieuwe dag’ brulde ik vrolijk mee toen ik eenmaal naar school mocht. Wat was ik blij met juf Clara, die mij wakker kuste als prins, terwijl ik Sneeuwwitje mocht zijn en in de glazenkist lag. Toen al de hoofdrol. Juf Clara die ook zo van muziek hield en eigenlijk alles zingend deed. ‘Nu zijn alle monden dicht’ zong ze en er was echt geen kleuter die dan niet stil werd. We hingen aan haar lippen. Maar ook thuis klonk vrijwel altijd muziek. De platenspeler maakte overuren, zeg maar. Wat een feest al die lp’s van mijn ouders met een geweldige diversiteit aan muziek. Van Simon and Garfunkel, The Beatles, John Denver, The Kinks, Abba, tot De Parelvissers, Eine Kleine nachtmusik (daar was opa zo gek op), The new London Choral, met Vicky Brown, maar ook Frans Halsema en Robert long. Vooral die laatste zorgde bij mij en mijn broer voor hilariteit. Robert Long was zeer vooruitstrevend, wij genoten intens van zijn liedjes. Vooral ‘De beschaafde tango’ was favoriet en hadden wij helemaal uit het hoofd geleerd: ‘Dan zou je toch nog even graag heel beschaafd, willen zeggen: Hé vuile klootzak parasiet, krijg toch de pleuris stuk verdriet…’etcetera. Vonden wij natuurlijk prachtig! Wij hadden de gewoonte tijdens het ontbijt al muziek aan te zetten en zo eindigde we ook de dag, want tijdens de afwas draaide we, toen we nog klein waren ‘Kinderen voor Kinderen’ grijs en in onze puberteit schalde de top 40 muziek uit de gettoblaster van mijn oudere broer, opgenomen op, jawel: cassettebandjes. Zo oud ben ik. Nog later speelde ik de volledige musical van Les Misérables na en fungeerde de potten en pannen als barricade materiaal. Kort douchen was er bij ons thuis niet bij, want daar klonk alles altijd net nog even lekkerder dan in de keuken! Arme buren, het waren hele stille mensen. Ik genoot van muziek en het is mijn redding geweest in die vreselijke puberteit. Muziek en zingen was een uitlaatklep. Ik kon er alles in kwijt.
Ik wilde dan ook niets liever dan van zingen mijn beroep maken en besloot na een jaar Pabo toch voor het theater te kiezen. Ik ging net naar het 2e jaar van de Amsterdamse Theateracademie, toen ik van een natgeregende marmeren trap viel en ik mijn droom in duizenden stukjes uit elkaar zag spatten. Ik kon niets meer en moest stoppen, om blijvend letsel te voorkomen. Na eindeloos revalideren, werken bij Joop van den Ende als kinderbegeleidster in The Sound of music, tientallen audities, nog meer afwijzingen, werd ik op mijn 25e aangenomen bij Codarts Muziektheater. Het was weliswaar niet mijn eerste keus. Ik wilde het liefst naar de Kleinkunst Academie, ging door na de vierde ronde, maar werd vlak voor de finish afgewezen. Ik ging studeren in Rotterdam en was zo trots. Ik was veruit de oudste van de school en had al een behoorlijk uitdagende voorgeschiedenis en kwam met een goed gevulde rugzak naar een school waar je vervolgens binnenstebuiten gekeerd wordt. Ik had er een zware tijd. Ik was in strijd met mezelf. Ik speelde vooral boos, vuur, inclusief diepe frons in mijn voorhoofd. Ik overschreeuwde mezelf continue. Ik speelde voornamelijk rollen met een hoge status, waarbij ik lekker los kon. Ontladen. Als ik dat niet deed, was ik de comédienne. Ik was altijd de grappenmaker, vol zelfspot, groots en meeslepend. Ik liet nauwelijks naar binnen kijken. Ik zat vast. Mijn stem ook. Ik kan me vanaf het begin af aan al herinneren dat ik mezelf vergeleek met klasgenoten en dat ik me vanaf de eerste dag de underdog voelde. Niet goed genoeg. Ik zong in dat eerste jaar op de bruiloft van mijn nichtje. Ik stierf duizend doden. Ik was de lol in zingen kwijt. In Noordwijk was ik eerst het meisje met talent. Die kon zingen en spelen. Maar nu was ik het meisje met talent en ik zat op het conservatorium, dus ik moest mezelf waarmaken. Ik bezweek onder prestatiedruk. Ik was veel meer een actrice dan een zangeres (had ik mezelf wijsgemaakt).
In het tweede jaar bleek ik een talent te hebben voor maken en regisseren. Ik mocht naast de speldocent zitten en hij betrok me steeds vaker als regieassistent. Toen ik in het derde jaar naast performer ook een specialisatie mocht volgen tot coach, zag ik dat niet als een compliment, maar iets dat ze me hebben aangeboden omdat ze me waarschijnlijk als zangeres niet goed genoeg vonden. Diep falen. Het zat vooral in mijn hoofd. Toch heb ik prachtige projecten mogen maken en mooie mensen leren kennen en koester ik die tijd van proberen en leren. In mijn afstudeervoorstelling ‘Koffie verkeerd’ heb ik mogen ervaren hoe het is als het wel stroomt. Met een voorstelling waarin alles samenkwam. Mijn vuur, de kracht, de kwetsbaarheid, lucht, de humor, aarde, de zachtheid. Het was er die avond allemaal. Ik liet voor heel eventjes in mijn ziel kijken. Voor het eerst in mijn conservatorium carrière was ik trots op mezelf. De kritieken waren lovend. Ik had de voorstelling nog wel 100 keer willen spelen, maar eenmaal afgestudeerd besloot ik direct achter de schermen te gaan werken. Als interpretatiedocente aan de vooropleiding van Muziektheater en regieassistente in een opera. Als regisseur maakte ik in de jaren erna muziektheatervoorstellingen. Ik gaf theater- en zanglessen aan jongeren. Maar de zangeres ging in het doosje en het doosje ging op slot.
Toen een van onze dochters vorig jaar besloot mee te zingen in een kerstproject van het Kinder Kleynkoor maakte mijn hart een sprongetje. Ze zingt werkelijk prachtig en zij wilde dit zo graag en dus heb ik haar opgegeven. In week twee was er een optreden. Ik zag haar ogen zo groot, als een hert die in de koplampen kijkt. Angst. Ze vond zingen leuk, maar optreden vreselijk. Naarmate de kerst dichterbij kwam, zag ik haar langzaam maar zeker steeds kleiner worden en zo onzeker. De dag van het kerstconcert liepen wij samen hand in hand de kerk in. Ik voelde een nat klam handje. Ze wilde het liefst met mij mee terug naar huis. Ik voelde me een ontaarde moeder die zojuist haar kind naar de slachtbank had gebracht, maar ik was er van overtuigd haar niet te helpen door haar niet mee te laten doen. Ze heeft het concert gezongen. Mijn ouders zaten in de zaal. Ze zong prachtig. Het tweede concert, waar wij naar zouden gaan kijken wilde ze niet meer. Ze vond het te eng. Veilig bij mij op schoot keken we naar het concert. Ik heb haar bejubeld om haar dappere beslissing. Maar het raakte mij natuurlijk enorm. Werk aan de winkel.
Want over die deksel op dat doosje. Eigenlijk is de deksel er nooit meer af gegaan. Althans, hij heeft vrij lang potdicht gezeten. Natuurlijk werd hier in huis volop gezongen met de kinderen en heb ik tussendoor heus wel dingen gedaan, maar angst regeerde. Sinds een tijdje is het dikke hangslot van het doosje af en heb ik de cijfercode gekraakt. Hij is open.15 jaar na haar afstuderen zingt de zangeres steeds vaker, aangewakkerd door de schrijfster die ook in de doos opgeborgen zat. Sinds haar vrijlating stroomt alles weer. Omdat zij tot de kern durft te komen. Haar angst in de bek durft te kijken. Ze durft te schrijven en te delen. Zij laat haar stem klinken, maar dan anders. Haar woorden zingen op papier. Het is een nieuwe uitlaatklep. Maar er wordt ook weer echt gezongen, zelfs (tijdelijk) in een koor. Er wordt muziek gemaakt en gedeeld. Muziek verbindt en gaat recht het hart in. De zangeres zingt, niet voor publiek, maar zo nu en dan wordt ze gehoord. De deksel is eraf en blijft eraf.
‘It’s just a little voice
and if you’re listening
Sometimes a little voice
can say the biggest things
It’s just my little voice that I’ve been missing’
Sara Bareilles