Blog 26 Het komt goed

‘Mama ik was verdrietig, want ik mis je’ klinkt een zacht stemmetje aan de andere kant van de lijn. ‘Oh lieverd, ik jou ook’ zeg ik lachend, want ik wil vooral niet laten merken dat het me raakt, dat het me keer op keer treft, dat het me pijn doet haar verdrietig te zien. Dat ik haar angst de hele week al voel en haar zo goed begrijp. ‘Het komt echt goed hoor schat!’ hoor ik mezelf voor de zoveelste keer zeggen. ‘Ik red me Juul, dat weet je toch? Om mij geen zorgen. Jullie gaan lekker genieten!’ Dan lacht ze de kuiltjes in haar wangen. Ze is zichtbaar gerustgesteld. Ze pakt haar konijntje op en drukt het beestje dicht tegen zich aan. Fijn dat ze daar troost in vindt, zo’n konijn dat niets zegt en geen mening heeft, maar er gewoon is, haar knuffelt wanneer ze het moeilijk heeft. ‘Het komt goed!’ Ik hoor het mezelf zo vaak zeggen. ‘Het komt goed.’ Ik herhaal het als een mantra, als een papegaai, een echoput, als een peuter die haar moeder napraat. Zouden ze me geloven? Of zeg ik het vooral hardop tegen mezelf? Want als ik er niet meer in geloof, wie dan wel? ‘Morgen gaan we vliegen mam, en ik vind het heel spannend, zegt ze met een piepstem.’ Waarop ik reageer: ‘Ik weet het schat, ik hoor je en ik snap je, maar je weet wat die aardige piloot ons laatst heeft verteld’ En ja hoor, daar ga ik weer. Ik riedel het hele praatje af…’Vliegen is veel veiliger dan autorijden, er gebeuren meer ongelukken op de weg dan in de lucht, de piloot wil ook gewoon naar huis, hij doet voor hij vertrekt 693 veiligheidschecks. Er kan echt niets gebeuren. Het komt goed!’

Zelf heb ik overigens een hard grondige hekel aan vliegen.  Nu kan ik me natuurlijk verschuilen achter het feit dat ik vliegschaamte heb, maar dat is het niet alleen. Ik ben gewoon bang. Ik heb dit overigens nooit met de meiden gedeeld, maar ik geloof erin dat je systemisch dingen doorgeeft en dit (naast de mooie eigenschappen die ze uiteraard ook meekrijgen) in de categorie “jammer maar helaas” valt. Dat Julia bang is om haar vader kwijt te raken op het vliegveld, dat had ik ook als kind. Erfelijk belast. Vrees ik. Maar even over mijn vliegangst. Ik heb vreselijke hoogtevrees. Ik heb als kind ooit twee bergbeklimmers naar beneden zien storten in Duitsland en daarna is het nooit meer goed gekomen. Ik heb ook een keer heel romantisch, Parijs bezocht met mijn toenmalig vriendje. Hij sleepte me de Eiffeltoren in, ik wilde niet. Die relatie heeft het niet overleefd, geen kans van slagen. Vliegen vind ik dan ook verre van fijn. Als het niet hoeft, doe ik het niet, zoek ik naar andere alternatieven. Het idee dat ik in een dichte kist zit, die omhooggaat en ik er niet uit kan, benauwt me. Ik kan maar moeilijk ontspannen. Ik ben de enige in het vliegtuig die de gehele veiligheidsinstructie van de stewardess absorbeert en  uit mijn hoofd leer, voor het geval dat. Ik check de nooduitgangen. Ik check voortdurend de gezichtsuitdrukking van de stewardessen. Kijken zij normaal? Dan gaat alles goed. Ik denk bij iedere vorm van turbulentie dat het foute boel is en dat we neer gaan storten en ik zie in iedere onschuldige medereiziger een potentiële vliegtuigkaper. Ik kijk ook altijd om me heen of het aannemelijk is dat de mensen die vandaag met mij in het vliegtuig gaan stappen, deze dag ook gaan overleven. Voor veel mensen zijn baby’s aan boord geen pluspunt en een bron van irritatie. Voor mij niet. Overlevingskans vele malen groter. Het is hun tijd nog niet, denk ik dan. Een rij vol bejaarden, zeer zorgelijke situatie. Ik ben in staat om niet in te stappen. U hoort, het zit nogal diep. Doordat ik zo nerveus ben word ik er altijd uitgepikt bij de veiligheidscontroles en bij mij zit er altijd wel ergens verborgen metaal in een schoen, of een haarklem, waardoor alle alarmbellen afgaan als ik door zo’n poortje wandel. Ik krijg daar blinde paniek van. Dat ze je dan gaan fouilleren klinkt sommige mensen wellicht als muziek in de oren, maar mij niet bellen. Ik ben ook altijd bang dat iemand iets in mijn koffer stopt, of om mijn koffer kwijt te raken, of erger nog, mezelf te verliezen. Bang dat ik vast kom te zitten op een toilet, te laat kom en mijn vlucht mis.  Ik wil altijd zo vroeg mogelijk naar de gate, tot grote ergernis van mijn reisgenoten. Ik kon er altijd nachten wakker van liggen. De enige keer dat ik minder angst voelde, was toen we als compleet gezin in het vliegtuig zaten. Als we dan toch gaan, dan maar met z’n allen. Maar nu ben ik de achterblijver. Ik heb het de afgelopen weken door de totale chaos van huizenstress en alle shit die ik te verstouwen kreeg, totaal kunnen blokken, gelukkig. 

Maar de angst.  Ik snap haar zo goed. ’Het liefst wil ik naar haar toe, haar vastpakken, haar knuffelen, haar in de ogen kijken en zeggen: ‘Ik ben er, we doen dit samen. Ik sta naast je, zoals ik dat op de rand van je bedje altijd beloofd heb. Ik laat je nooit alleen. Pak mijn hand!’

Maar ik kan die belofte niet waarmaken. Ik ben er niet altijd. Ze moeten het, door de keuze die ik heb gemaakt, ook soms zonder mij doen en ik laat ze los. Hoe moeilijk ik dat ook vind. Mijn eigen pad bewandelen is het beste besluit wat ik heb kunnen nemen, maar je kunt je als moeder niet voorbereiden op de gevolgen van de beslissing en die zijn vrij moeilijk te verteren in ons geval. Maar we zijn sterke vrouwen. We dragen dit. We kunnen dit. Onze band is onbreekbaar, die gaat veel dieper dan alle pijn, verdriet en ellende bij elkaar. We staan nog steeds, trots en rechtop, samen sterk.  Ja, ik moet ze vaak missen en zij mij en nu gaan ze weer weg. Ik gun ze een heerlijke tijd samen en ze weten dat ze me altijd mogen bellen. Dat ik er voor ze ben. Voor het eerst 14 dagen zonder moeder is lang. ‘Mam ik kan toch niet twee weken zonder jou?’ ‘Tuurlijk wel lieverd! Twee weken zijn zo voorbij!’  Ik zucht. Voor het eerst vliegen. Althans, Soof en Juul waren peuters toen ze voor het laatst vlogen en zien er als een berg tegenop. Huilend lagen ze in bed. Wat een spanning. Ik zucht diep.  Merel viert haar 6e verjaardag in Macedonië, zonder haar moeder. Wat kan ik eraan doen? Accepteren. Het is wat het is. Drie keer slikken en weer door. Ik zucht nog een keer. Merel is overigens de enige in dit gezelschap die geen vliegangst heeft. Zij heeft er zin in. Het zal de naam zijn, ze doet hem eer aan. Maar mama missen is een ander verhaal. Ik blijf zuchten. Het lucht op en geeft ruimte.   

Terug naar de drie gespannen, maar dappere koppies in mijn beeldschermpje en ik hoor mezelf voor de derde keer tijdens dit gesprek zeggen: ‘Het komt goed!’ En ik geloof het zelf. En zij weten het ook. Het komt goed. Alles zal ten goede keren. Dat is de kracht van herhaling. Manifesteren. ‘Het komt goed!  Jullie gaan lekker genieten meiden. Ik hou van jullie en ik zit in jullie hart en ik ben altijd dichtbij.’ Ik heb een binnenpretje omdat ik ineens moet denken aan Julia die ooit tegen me zei:

‘Ik wil niet naar bed mama, dan moet ik je missen.’

Ik: ‘Ik ben er toch gewoon Julia, ik ga nergens heen’

Julia: ‘Stel nou dat je een keer doodgaat, wat dan?’

Ik: ‘Dan ben ik altijd bij je, in je hart.’

Julia: ‘Ik denk niet dat je daarin past!’

Ik: …….   

 Tot over twee weken meisjes! Dan maken we samen op de mooiste plek, nieuwe herinneringen. Met uitzicht op zee…

 Een goede reis vandaag! Tot over twee weken lieve meisjes. Dan maken we samen nieuwe herinneringen. Met uitzicht op zee!

2 gedachten over “Blog 26 Het komt goed”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *