‘En vandaag is het elfde en hij is precies hetzelfde als de twaalfde en de tiende, ik kreeg wat ik verdiende. Rozengeur maneschijn. Rozengeur, maneschijn, rozenschijn.’ Zo schreven Herman van Veen en Rob Chrispijn lang geleden. Het nummer Rozengeur maneschijn werd in 1970 uitgebracht.
Acht jaar later werd ik geboren. Mijn moeder heeft de helft van haar zwangerschap van mij in het ziekenhuis gelegen. Ik groeide niet goed. Ondervoed. Ik werd twee weken te vroeg geboren. Vier pond, grote ogen en een onderkin. Couveuse waardig. Dat groeien kwam overigens prima terecht, maar de rest van mijn leven bleef ik hongerig. Chronische trek, zou ik het noemen. Al zou je dat nu, inmiddels 15 kilo lichter dan vorig jaar, wellicht niet meer zeggen.
‘En vandaag is het de elfde van de elfde en hij is precies hetzelfde als de twaalfde of de tiende. Ik kreeg wat ik verdiende?’
Ik denk dat ik meer verdien dan wat ik gisteren kreeg. Vandaag kan ik nog niet beoordelen.
Morgen wacht nog hoopvol op mij.
Het is oudejaarsdag. De elfde van de elfde. Misschien ga ik vandaag in polonaise door het huis en neem ik al hossend afscheid van mijn 44e levensjaar. Wellicht zwier ik met mijn drie meisjes, die ik straks weer in mijn armen sluit, door de kamer. Misschien dans ik op de puinhoop van mijn bestaan vandaag, maar dansen zal ik. Zingen ook.
‘ Rozengeur, maneschijn. Rozenschijn.’ Ik vind rozen best aardig om te zien, maar ze zijn stekelig, doen pijn.
Voor mij staat de roos ook voor uiterlijk vertoon. Het ziet er zo mooi uit, maar schijn bedriegt. Dat ervaar je pas als je echt dichtbij komt en voelt.
Ik steek mijn rozen aversie niet onder stoelen of banken, maar mijn moeder heeft daar geen enkele boodschap aan en neemt met enige regelmaat van de klok, heel liefdevol een bosje rozen voor mij mee, die het standaard lang uithouden en minimaal twee weken staan. Ik zet ze in een vaas en kan er dan van een afstandje van genieten. Als mijn ouders tussendoor op de meisjes passen, ververst mijn moeder het water en snijdt ze de onderkant nog een stukje schuin af, waardoor ze nog langer meegaan. Ik raak ze niet meer aan.
Morgen verjaar ik.
Ik word 45 jaar. Vandaag werd ik alleen wakker. Geen vol geplaste luier en een monoloog van Merel naast mijn bed. Geen meisjes die naar beneden trippen en na een vijf minuten vragen of ze een koekje mogen, maar het getik van de regen op het dak. Alles is anders. De last is zwaar, de beslissing meer dan goed. Ik neem graag afscheid van dit jaar, waarin ik de moed had om de moeilijkste keuze ooit te maken. Voor mezelf gaan. Het kan alleen maar beter worden. Het is al goed. ‘Waar ik ook voor vlucht en wat ik ook ontwijk, er is geen weg terug ik kan alleen nog maar vooruit’ zingt Stef Bos in het prachtige liedje: ‘De Klim.’ ‘Ik zing mezelf naar boven’ Zingen doe ik. Ik zing als nooit tevoren. Mijn stem klinkt anders. Vrij. Als een kanariepiet die losgelaten wordt. Die uitvliegt. De wijde wereld in. Ik kan weer genieten van zingen. Ik speel weer gitaar, piano. Ik maak, schrijf.
Morgen word ik 45 jaar. De grijze haren manifesteren zich zo dat de pincet geen soelaas meer biedt. De kraaienpootjes zijn in mijn achteruitkijkspiegel duidelijk zichtbaar, maar mijn kinderen en de auto’s achter me ook, het is maar net waar je je op focust. Conditioneel ben ik in topvorm, ondanks de inmiddels standaard korte nachten, want slapen (waar ik altijd in uitblonk, medaille waardig zou ik bijna willen zeggen) is zeg maar niet meer zo mijn ding, al zijn er zeldzame momenten dat ik erin slaag mijn ogen langer dan 5 uur dicht te houden.
De 15 kilo sjouw ik niet meer mee, maar wel wat loshangend vel her en der, maar een corrigerende slip doet wonderen. Mijn onderkin is gehalveerd en heeft plaatsgemaakt voor een klein vlerkje, of hoe noem je zoiets wat onder een kippen kin hangt? Accepteren kun je leren. Ik ben druk in de weer en in de leer.
Mijn schouders en nek zijn een probleem, er drukt bij tijd en wijle nogal een last op, maar anders zou ik mijn leuke fysiotherapeut te lang moeten missen en zo onderhoud ik toch nauw contact.
Ik omarm mijn 45 jaar met alles wat ik in me heb. Kom maar door. Het is goed. Ik kan dit. Mijn vuur is aangewakkerd. Ook blijk ik heel goed instaat om het vuur te laten branden. Ik ben zo blij met de openhaard in mijn tijdelijke onderkomen.
45 jaar. Een nieuw begin. Een ongeschreven vel papier. Smetteloos. Maagdelijk wit.
Klaar om gevuld te worden. Beschreven. Ingekleurd.
Ik voel me weer even kind. Zenuwachtig voor wat komen gaat, maar vol verwachting.
Vanavond hang ik zelf de slingers op…alleen. En morgen is het feest!